Mijn ego verschrompelde tot een erwt(je) toen mijn vriendin S, met wie ik zojuist gezellig had gegeten, mij moest verlaten omdat ik maar 1 kaartje had voor het Boekenbal. Het was bij de plantenbakken die aan weerszijden van de rode loper stonden: tien meter voor de ingang van de Stadsschouwburg. Om me heen groetten BN’ers elkaar, en sloegen minder bekende, maar toch heel succesvolle, vrolijke en mooie mensen elkaar op de schouders. Bijna had ik rechtsomkeert gemaakt. Mijn uitgever was ook nog ziek. Ik voelde me klein, kwetsbaar en stom. Het was veel beter als ik thuis verder ging werken aan mijn tweede roman.
Maar toen ik bij de garderobe stond te rillen van de kou omdat ik blijkbaar toch mijn jas had afgegeven, pakte een hand me bij de arm. ‘Ik zie dat je je ongemakkelijk voelt, Maaike ben jij toch? Ik herken je van het interview in de Limburger. Ja, ja: ik lees alles. Kom maar mee, ik ken de weg.’ Het was een lange, knappe man met een kaal hoofd, die zich, terwijl hij me een glas champagne aanreikte, voorstelde als Tommy. Peter sloot zich bij ons aan, en in de wandelgangen ook Connie en Esther, Simone, Kees, Ernest en Renate. Ze vonden dat ik een mooie jurk droeg, en nodigden me uit om ook te komen voorlezen uit mijn werk tijdens de boekenweek. De een na de ander complimenteerde me met mijn debuut, maar door de harde muziek verstond ik niet meer precies wat ze zeiden. Tommy bleef in mijn nabijheid. In de danszaal zwierden we op Superstition en Fly me to the moon. Na een tijdje had ik het heet en ik vluchtte de zaal uit op zoek naar verkoeling en de muntjesverkoopplek. Ik wilde mijn nieuwe vrienden graag trakteren op een glas Whisky.
Door een labyrint van gangen en trappen belandde ik uiteindelijk bij het verkooppunt. Het lag vlak naast de uitgang. De wind die door de openstaande deuren in mijn gezicht blies, bracht me bij zinnen. Het was anderhalf uur na mijn binnenkomst; bijna middernacht, zag ik op mijn horloge. Ik haastte me naar de trein.
Boekenbal: ik zeg ja! Het is een geweldig feest. Maar als je als schrijver niet op eigen naam uitgenodigd wordt, is het wel een confronterend gebeuren. Ik hoop dat ik nog een keer de kans krijg. Dan zal ik mijn verbeelding thuislaten, en het bal niet meer voortijdig als een mislukte Assepoester verlaten. Een slaapplek in Krasnapolsky met mijn geliefde lijkt me wel wat. Wie weet: Mijn tweede roman komt waarschijnlijk begin 2014 uit. De titel is: De Achterblijvers.
Moedig voorwaarts, vrienden!