‘Jaaaa, ik zag jullie wel kijken. Jullie weten heel goed dat hier zo’n winkel zit, dachten jullie misschien dat ik dat niet doorhad?’
Twee kinderen voorin een bakfiets, de blonde kruintjes lichten op in de septemberzon. De bak wordt voortgeduwd door een paardenstaart. Lang en vooral ook veel geblondeerd haar. De staart danst van de linkerflank van een gestreepte onderrug naar de rechter.
Het is een smalle straat en de vrouw meet haar bakfiets breed uit. Ik kan er met geen mogelijkheid langs.
‘Er zitten er in deze straat twee, straks komt er nog één.’ Verheugde, lichtjes hysterische uithaal aan het einde. De paardenstaart hopt wild op en neer.
‘Nog maar een klein stukje en dan zit ie links, dat hoef ik jullie natuurlijk niet te vertellen.
Ik weet zéker dat jullie weer kijken.’
De vrouw trapt stevig door, ik hoef me op mijn gewone fiets niet in te houden, maar ook het voetgangerspubliek kan bij passeren meegenieten van haar harde stem.
‘Jaaaaa, zie je nou wel, jullie keken wéér.’
‘Mama, waarom is de N op dat bord van de winkel groter dan de andere letters?’
‘En waarom mist er een ‘e’. Je schrijft toch sex éN zo?’ Het taalwijze zusje krijgt een knik van haar grote(re) broer.
‘Geeft niks hoor, jullie mogen wel kíjken. Je mag er alleen nog niet naar binnen. Dat mogen alleen volwassen mensen.’ De vrouw kijkt vrolijk achterom. De winkel is er nog. En ik ook. We knikken elkaar vriendelijk toe als ik haar op de nu breder geworden straat passeer.
‘Brave jeugd, Ze roken niet, drinken met mate en doen later aan seks.’ las ik dit weekend in de Volkskrant.
Maar wij, rare ouders, hebben daar natuurlijk niets mee te maken.