Nahuwelijk

Het is geen straf om langs de lijn naast mijn ex te staan, samen kijken naar onze voetballende zoon schept een band. Samen juichen we als zoon een rake assist geeft, ons teamgevoel wakkert de waan van onveranderlijkheid aan. Er is geen verleden en geen toekomst. We zijn gewoon een trotse papa en een trotse mama. Voor even voel ik me niet schuldig. Hij, mijn ex, ziet er moe uit. Ik wil zijn wang strelen, maar bedenk net op tijd dat dat niet hoort.

Er komt een jongetje schuin achter me staan. Ik zie hem vanuit mijn ooghoeken. Smal postuur, iets jonger dan mijn voetballende zoon, maar bedeeld met een onfortuinlijk uiterlijk: hij ziet er zelfs een beetje raar uit. Vormloos en vaal. Met dunne melkflesbeentjes onder een veel te grote sportbroek die tot op de knokige knietjes valt. Op zijn T-shirt zitten vlekken. Zijn gezicht is wit en sproeterig. Het rossige haar is piekerig geknipt en hangt over zijn oren. Hij gluurt naar de plastic tas aan mijn voeten, eentje van de uitgeverij met de titel en naam van een auteur erop. De jongen krijgt een eigenaardige blik in zijn grijze, doffe ogen. Dan doet hij nog een stap naar voren en spuugt voluit op mijn tas. Een klodder valt precies tussen de Z en de e; de eerste twee letters van het boek van Camille Läckberg. Zeemeermin heet het. In een flits komt de aanleiding voor de scheiding voorbij. De geheime mails van de man die ik mijn hart liet roven en die mij Zeemmeermin noemde omdat ik in één van onze eerste ontmoetingen in een zeemleren hardlooppakje de duinen uitrende, recht in zijn armen. Hij likte toen het zweet van mijn huid.

Hoewel mijn ex jarenlang over mijn toch al ruim opgerekte grenzen gewalst heeft, en mijn ontrouw zich niet zozeer vleselijk maar veeleer emotioneel manifesteerde, verdien ik die spuug posthuum dubbel en dwars. Al weet het joch natuurlijk van niets: hij heeft onbewust goed gemikt.

‘Waarom spuug jij op mijn tas?’  De jongen kijkt me uitdagend aan en antwoordt niet. Mijn ex heeft het ook gezien, mijn gedachten niet gelezen, we zijn nog altijd een team. ‘Weg, ga weg jij, ik wil je hier niet meer zien.’ Mijn ex verheft zijn stem. Ik denk aan het moment dat hij de onderbenen van de man die mij Zeemmeermin noemde, wilde breken. Hij klinkt nu bijna net zo boos. De jongen zet zich schrap. ‘Wat doe je dan als ik niet wegga?’ Aan zijn hand bungelt een smerig, roze knuffelzeugje met aan elke tepel een biggetje, hij kijkt nog onnozeler uit zijn ogen dan daarvoor. Een restje spuug op zijn onderlip.

‘Dan sleep ik je van het terrein af.’ Ik weet dat mijn ex ertoe in staat is, maar de jongen lijkt niet onder de indruk en loopt weer richting Zeemeermin. ‘Waarom doe je dat? Je bent een goede jongen, te goed om op mijn tas te spugen,’ ik hoor mijn stem: kordaat doch lief. Mijn ex nadert hem ondertussen aan de zijkant: ‘Als je nou niet zelf gaat, doe ik het.’

De jongen aarzelt nog even en druipt dan af, met hangend hoofd, het knuffelzeugje tegen zijn voorhoofd gedrukt.

Of zijn aftocht nou bepaald wordt door mijn positieve benadering, of door de dreigende taal van mijn ex blijft gissen. Laten we het er maar op houden dat het teamwork is.

Onze zoon verliest. Wij zijn er beiden om hem op te vangen.

Geplaatst in Blog, Blog