De stiltecoupé

In de trein vroeg ik een meisje dat net een beet nam van een broodje Falafel , of ze haar tas van de bank kon halen. Terwijl ze voldeed aan mijn verzoek, knikte ze daarbij wild met haar hoofd terwijl een slablaadje, stukjes tomaat, en een kledder knoflooksaus op mijn vest terechtkwamen. De rest van de reis hadden we mondcontact via gekauw uit haar richting. Na de Falaffel dronk ze een colablikje leeg, at een Caddy – ze bestaan dus nog – een kroket die ze uit een broodtrommeltje toverde, een reep chocolade en een zak chips. Tegenover me zat een man met een pijp de krant te lezen. De pijp was niet aan, het was voor een Harry Mulisch look-a-like act, maar ik rook de tabak die zich wonderwel mengde met de patat van de achterbuurman en de knoflooksaus en deodorant van het meisje naast me. Schuin tegenover mij zat een menopauzevrouw van het intellectuele type met zo’n vierkant leesbrilletje en kort grijs haar. Ze las Vijftig tinten grijs en draaide steeds met een lik aan haar vinger een bladzijde om.

De taal die in de coupé gesproken werd, was een mengelmoes van Arabisch, Turks, Urdu en Nederlands. Men kwetterde er lustig op los. Vooral op de banken voor die van mij ging het er ruig aan toe met vrolijk geboer, gelach en gegier. Achter me ging een mobiel af. De ringtoon was een soort Frans Bauer in de jungle. De eigenaar van de mobiel zocht er publiek voor want hij liet ons gratis maar liefst twee minuten lang van zijn speciale mix genieten voor hij opnam.

Mijn boek De man zonder ziekte van Grunberg las ik tijdens de reis uit. Een Kafkaiaans verhaal. De situatie in de trein vond ik overigens ook nogal Kafkaiaans. Dat was nadat ik de pictogrammen had gelezen: een man met een vinger bij zijn mond en een mobiel met een rode streep erdoor. Bovenin het raam liep een horizontale lijn met tweemaal het woord ‘Stilte’ erop. Mijn treinreis maakte ik, zo las ik vandaag in de krant, op de Dag van de stilte.

 

Geplaatst in Blog