Mijn bestaan reduceer ik na mijn scheiding het liefst tot iets wat zich afspeelt in en rond mijn nieuwe onderkomen. Veiligheid voor mijn tere ziel… Ahum, want het is allesbehalve rustig aan het front. Toen ik in maart nog helemaal de weg kwijt was en volgepropt met anti-depressiva ’s nachts om een Paaz-zuster lag te bidden, hoorde ik ineens een hard geluid tegen mijn raam. Gebed verhoord? Wilde de Paaz-zuster mij zo graag redden dat ze over de hoge poort was geklommen om via de regenpijp mijn balkon te bereiken? Toch wel nieuwsgierig opende ik de balkondeuren. Op de grond lagen eierschalen en op het glas trok eigeel verticale strepen.
Een paar maanden later had ik mijn achterbuurman op bezoek. Ik was alweer wat minder depri en vond het leven op momenten als deze zelfs wel weer aangenaam. Het was een zwoele nazomeravond. Mijn achterbuurman is knap en slim zoals ik mannen graag zie en wellicht was ik me wat aan het aanstellen daarachter in de woonkamer met de deuren naar de tuin wagenwijd open. Misschien was ik zelfs wel wat te hard aan het praten en lachen, buurman idem dito. Maar zoals gezegd; het was een zwoele avond en zeker niet na middernacht dus echt asociaal waren we niet bezig toen er wederom eieren tegen mijn raam werden gegooid. Nu betrof het het glas van de bijkeuken dat onder het eigeel kwam te zitten. Eerst had ik het nog niet in de gaten, maar de tweede keer dat er gegooid werd konden we er niet omheen. Mijn achterbuurman is een stoere vent en er was natuurlijk ook wel wat geflikflooi tussen ons. De alfaman openbaarde zich in hem en hij verplaatste zijn stoel naar buiten voor het raam waar zojuist zeker een half dozijn eieren tegenaan waren gegooid. Ik probeerde de vrouwelijke manier van communiceren door een dialoog met de onzichtbare eiergooier op gang brengen: ‘Als jullie last van ons gepraat hebben, zeg het dan gewoon maar ga niet met eieren gooien…’ Geruisloze stilte.
Toen de alfaman mij later op de avond ervan overtuigd had dat ik niet alleen thuis kon blijven en we via de voordeur het huis wilden verlaten, zag ik op de mat bij de voordeur een briefje liggen. Er stond op: ‘Dag Maaike, ik kom net thuis. Er is een ei tegen mijn raam gegooid. Groetjes, de buurvouw.’
Die buurvrouw is een lieve vrouw van het type -liever een goeie buur dan een verre vriend- . Een paar weken geleden verving ze de plantenbak met buxusstruik die dienst deed als haar voortuin door wat viooltjes in een bedje aarde. Toen ik de volgende dag mijn fiets achterom door de poort reed, stuitte ik op haar plantenbak. Hij stond best wel in de weg: de poortdeur kon nog maar half open. Op de bak was een briefje geplakt: ‘Wie deze plant wil hebben, mag hem meenemen.’ Maar na een paar dagen stond de bak er nog steeds en ik besloot het loodzware ding met hulp van mijn zoon op een rolplank naar de voorkant van mijn huis te vervoeren. Tegen de gevel naast de voordeur stond hij best mooi en dan had ik ook een voortuintje!
De volgende dag was de plantenbak weg. De stoeptegels voor mijn raam en deur waren ontdaan van onkruid en er lagen 2 nette hoopjes aarde met mos en onkruid op de geveegde tegels. Mijn buurvrouw liet me weten dat zij inderdaad zo vriendelijk was geweest te vegen voor mijn huis. En de plantenbak? Die had ze op weg naar de bushalte ergens zien staan.
Ik ging poolshoogte nemen want ik wilde de ontvreemde plantenbak eigenlijk wel terug. Hij stond netjes geparkeerd op nog geen dertig meter van mijn huis tegen de muur van een ander huis. Ik belde aan en de vrouw die opendeed was dolblij toen ik vertelde dat ik de bak wilde verplaatsen. Zij was al aan het piekeren over hoe ze het loodzware gevaarte in godsnaam weg moest krijgen. ‘Als mensen zoiets zomaar tegen mijn muur kwakken, verwacht ik eigenlijk wel een doos chocolaatjes.’
In mijn eentje kon ik hem niet sjouwen maar ik beloofde de vrouw dat ik hem dit weekend weg zou halen. Ook belde ik mijn buurvrouw met de vraag of ze er bezwaar tegen had als ik de bak terug zou zetten aangezien de vrouw hem niet wilde en niet wist hoe hij bij haar huis terecht was gekomen. De buurvrouw reageerde: ‘Ik heb nog wel een steekwagentje, dat mag je wel lenen. Kom morgen maar even langs.’
En toen ik de buurvrouw de volgende avond een berichtje stuurde of ik inderdaad even het steekwagentje mocht lenen, reageerde ze: ‘Kijk maar even voor je huis.’ Daar stond de plantenbak met de buxusstruik erin te pronken.
Ik ga me steeds meer thuis voelen in deze buurt. Misschien juist omdat het hier best vreemd blijft. De buurvrouw breng ik snel een doos chocolaatjes…