Zwembaddate

‘Hé ken ik jou niet ergens van?’ Om mijn bh-loze tepels te verbergen onder het doorschijnende zomerjurkje heb ik na het douchen en aankleden bij de bikram-yogales een handdoek omgeslagen. Met de handdoek nog om ben ik de Albert Heijn ingedoken. De perziken zijn in de aanbieding en ik ben lustig op de randen aan het drukken om hun rijpheid te voelen als iemand me aanspreekt.

‘Ja, ik ken jou ergens van.’ De man doet een stap dichterbij; ik kan nu zijn neusharen tellen. Hij duwt met zijn vinger het montuur van zijn bril tegen zijn voorhoofd om me nog beter te kunnen herkennen. ‘Van het zwembad,’ de man leunt tegen de fruitbakken alsof hij steun zoekt na tien baantjes vlinderslag. ‘Ik ken jou van het zwembad,’ hij hijgt erbij. Ik laat vijf van de rijpste perziken in mijn mandje vallen en begin een onderzoek naar de rijpheid van de meloen . Mijn gedachten zijn bij het feestmaal voor de fruitvliegjes die in grote getale mijn woning hebben gekraakt terwijl ik reageer: ‘Ik kom eigenlijk nooit in het zwembad, misschien kent u mij gewoon van de straat? ‘ Op het moment dat ik het zeg, weet ik het weer. De man staat vaak voor de Hema om zich heen te kijken. Zijn demente bril toont hem volgens mij een mooie wereld. Hij heeft een blije, vriendelijke uitstraling. Hij draagt altijd hetzelfde windjack met rits of het nu winter of zomer is. De man slijt zijn pensioendagen  struinend door de Kruisstraat. Met elke paspop achter de etalageruiten maakt hij dan een praatje, en ook met elke voorbijganger die de tijd voor hem neemt. Zijn ogen onder de grijze, borstelige wenkbrauwen lijken op die van mijn overleden vader.

‘Je moet wel naar het zwembad komen hoor, het is leuk in het zwembad,’ glundert de man. ‘En als we elkaar dan daar tegenkomen dan zeggen we elkaar gedag want dan kennen we elkaar.’ Ik zie hem nog even nadenken. Zijn neus beweegt erbij als die van een konijntje. Hij heft zijn wijsvinger richting mij.’ Mag ik nog iets vragen: Hoe heet je?’

‘Maaike,’ Ik heet Maaike. Ik haal mijn hand van de meloen en steek hem naar de man uit. Hij schudt mijn hand met een enthousiasme die me ontroert.

‘Mooie naam zeg, Maaike. Ik heet Ruud. Maar vrienden mogen Rudie zeggen.’ Als ik mijn hand losmaak uit de zijne om mijn winkelgang te vervolgen roept hij me na: ‘We kunnen zelfs kóffiedrinken in het zwembad.’

‘Oh, leuk zeg, dat zwembad, tot ziens daar dan…’ Ik twijfel maar even. ‘ Rudie,’ zeg ik.

Even later hoor ik hem bij de broodafdeling mompelen:  ‘Maaike, mooie naam, ik ga met Maaike koffiedrinken, in het zwembad.’

Ik veeg met de punt van de handdoek het zweet van mijn voorhoofd. Een gang naar het zwembad is helemaal nog niet zo’n slecht idee, al denk ik niet dat ik Rudie daar zal zien. Die is in de Kruisstraat. Druk bezig vrienden te maken.

Geplaatst in Blog